Samen reden ze een dag door Cumberland Island National Seashore en hadden ze een geweldige dag!
Toen we aan Kaat, een vriendin van mij uit het middelbaar die 3 jaar in Georgia gewoond heeft, vroegen wat we hier zeker moesten bezoeken, was Cumberland Island het eerste op de lijst. En helemaal terecht. Cumberland Island ligt hier vlak voor de kust, op de grens tussen Florida en Georgia en werd in 1972 een National Seashore om het gebied te beschermen. Daarvoor werd het honderden jaren lang bewoond door rijke families.
Die hele geschiedenis van het eiland kregen we vandaag te horen van onze gids Andrea, die ons in haar busje 6 uur lang langs het hele eiland vervoerde. Alweer een geweldige rondleiding van het door ons geliefde NPS, die informatieve, degelijke en perfect georganiseerde gidsbeurten aanbieden. Zo kregen we allemaal een zendertje met oortjes zodat we Andrea de hele dag goed konden horen, terwijl ze informatie gaf. En ze gaf véél informatie. Want de geschiedenis van dit eiland is – op de bewoning van enkele stammen zo’n 1000 jaar geleden na – erg jong. De oudste informatie gaat terug naar ongeveer 1800, toen Nathaniel Greene als oorlogsheld land kreeg op het eiland, en delen daarvan verkocht aan Robert Stafford. Van hem kregen we de sappige familiegeschiedenis te horen: hij had 100 slaven op zijn katoenplantages op het eiland, zijn vrouw en dochter kregen de gele koorts, een slavin die ook verpleegster was, werd erbij gehaald, zijn vrouw en kinderen stierven toch (hun graven hebben we ook gezien), en toen bleek de slavin-verpleegster zwanger te zijn, jawel, van Robert. Samen kregen ze nog 5 kinderen, die de slavin meenam naar Pennsylvania voor onderwijs, maar zodat ze niet zouden te weten komen dat ze haar kinderen waren en dus als slaven verkocht konden worden, reisde ze mee als hun nanny, met als bewijs een vals document van Robert. We smulden van deze verhalen, leuk verteld door Andrea, terwijl we ondertussen ook op hun domeinen rondliepen!
Dan was er ook nog het verhaal van de rijke Carnegie familie. Thomas Carnegie en zijn vrouw Lucy bouwden een huis op de funderingen die gelegd waren door de weduwe van Nathaniel Greene, die oorlogsheld van hierboven, weet je nog? Zij kregen 9 kinderen en Lucy was nogal een ‘helicopter-mom’ (iemand die steeds boven de kinderen cirkelt en dus wat overbeschermend is :-)), en ze wilde 10000 dollar aan elk kind geven dat met dat geld een huis bouwde op het eiland, zodat ze dichtbij bleven wonen en zij niet alleen bleef (haar man was intussen gestorven geloof ik). Een van de kinderen, George, bouwde met die 10000 dollar het Plum Orchard huis, samen met zijn vrouw Margaret. Het huis is gigantisch en doemt ineens op als je de wildernis uitrijdt.
Trouwens, even een grappige voetnoot: een groot gebied van het eiland is tot ‘wilderness’ gedoopt, zodat alles zo goed mogelijk beschermd kan worden. Dat wil zeggen dat er geen gemotoriseerde of mechanische voertuigen in mogen, en zelfs geen fietsen. Omdat de NPS natuurlijk deze toers met auto’s heeft, hebben ze de wetgeving licht aangepast en hebben ze de weg officieel uit de wildernis-clausule gehaald. De main road, wat enkel een smalle, extreem hobbelige zandweg was, is dus nu geen wildernis meer. Plus nog 3 meter aan weerszijden van de weg, zodat tegenliggers elkaar legaal kunnen kruisen, door even langs de kant van de weg te gaan staan.
Maar goed, ik was bij het majestueuze Plum Orchard huis. No way, dacht ik, toen ik het zag, dat dat gebouwd is voor 10000 dollar, zelfs niet in 1898. En inderdaad, enkel het middelste deel was origineel en had 11000 dollar gekost. Er waren nog veel vleugels bijgebouwd en in totaal had het gebouw 60000 dollar gekost. Nu heeft het een waarde van 70 tot 100 miljoen dollar!! We kregen een rondleiding door het hele huis, dat door vele generaties Carnegie bewoond werd tot in de jaren ’60. In 1971 werd het geschonken aan de National Park Foundation.
Er zijn nog een aantal huizen op het eiland in privébezit, waar ook mensen wonen. De meesten hebben een contract met de overheid, waarin zij bepaald hebben wanneer hun eigendom ook naar het NPS zal gaan. Bij sommigen zal dat zijn als zij sterven, bij anderen als hun laatste kleinkind sterft enz. Maar zo komt stilaan het hele eiland in handen van de overheid en kan alles beschermd gebied worden.
Na bezoek aan het Plum Orchard huis, was het tijd voor de lunch. Die waren we gisteren al gaan bestellen bij de plaatselijke markt, vrienden van onze B&B eigenaars (het is hier een klein dorpje remember). We hadden trouwens ook de paraplu’s van Angie meegekregen, de vrouw van de supermarkt, en een koeltas van de uitbaters hier. Echt geweldig hoe iedereen hier zomaar zijn spullen uitleent. Oh, laat die paraplu’s maar in de B&B straks, ik krijg ze dan wel…
Maar goed, lunch. Ik heb nog niet verteld over onze reisgenoten in het busje. Dat bestond uit een Duits gezinnetje: vader, moeder, zoon van 7 en dochter van 11, en 4 ietwat oudere Amerikaanse vriendinnen. Vooral die laatsten waren heerlijk gezelschap! Ze waren er zelf al mee aan het lachen dat zij het gratis entertainment en de komieken van de dag waren. En dat waren ze ook. Geplaag, cynische opmerkingen, zelfrelativerende grapjes.. Heerlijk. Toen Robin mij om te lachen een duwtje gaf, riep er één: “Oh, I saw that abuse!” Waarop een andere: “What?” En dan die eerste terug: “He’s abusing her!” Waarop een derde: “Well, let’s take him in the forest, we can handle him.” En iedereen strijk, inclusief Andrea. Enfin, je had er misschien bij moeten zijn, maar ze waren heerlijk gezelschap. De vierde had iets aan haar ogen en was zowat het seutje van de groep dat wel meemocht, maar achter haar rug werd er duchtig commentaar op haar gegeven. Precies tieners… :-)
Maar goed, na de lunch reden we door naar het noorden van het eiland, waar nog huizen stonden van The Settlement, de eerste gemeenschap waarin zwarten grond kregen en mochten wonen. Ook hier weer prachtige verhalen over de mensen die hier gewoon hebben en bijvoorbeeld over een vrouw die alles deed om geld te sparen voor haar ouderloos nichtje zodat ze kon gaan studeren, wat uiteindelijk ook lukte!
Op de hobbelige terugweg leken de dieren plots wakker te worden, want we zagen een gordeldier (!), een wasbeer (!) en een zwijn. Er slingerde blijkbaar ineens ook een slang voor onze auto, maar die hadden wij niet gezien.
Toen we weer terug waren bij het ranger station hadden we nog drie kwartier voor de ferry weer vertrok. We konden dus nog net naar het strand wandelen aan de andere kant van het eiland en de kant van de Atlantische Oceaan, maar een halve mijl van de andere kust. Na nog even gevoeld te hebben hoe warm dat water van de Atlantische oceaan daar wel is, moesten we terug naar de ferry.
We slaagden er eens in om voor de verandering op een normaal uur te eten (hoera!) en aten dan nog heerlijk Grieks eten: moussaka, hoera! Een Grieks slaatje: hoera! Tzatziki: hoera!
Vanavond is onze laatste avond van de roadtrip eigenlijk, want morgen rijden we naar Orlando waar we de laatste 18-19 dagen onze uitvalsbasis zullen hebben en dus steeds in hetzelfde hotel zullen verblijven! Morgen staat Kennedy Space Center op het programma en een paar dagen geleden lazen we dat er een lancering gepland staat voor morgen half 7 ’s avonds!! Supertoevallig, want zo vaak gebeurt dat nu ook weer niet, dus dat is natuurlijk helemaal geweldig! Nu hopen we natuurlijk dat het weer geen roet in het eten gooit en dan kunnen we eens een lancering meemaken vanop de eerste rij. Allemaal meeduimen dus!
Weer heel leuk om jullie blog te volgen! Geniet nog van jullie reis!
Bedankt! Altijd leuk om te horen dat iemand onze blog volgt :)
Ook wij volgen jullie blog. Niet aan onze caravan, maar voor de receptie van de camping. Daar hebben we nog internetverbinding. Dit dankzij al die GSM’s, tabblets en laptops die iedereen heeft, en dan die ook nog allemaal gelijk verbinden met het net, en dan ook nooit uitzetten. Wij zullen als we thuis zijn, alles wel eens lezen en dan rustig alle foto’s bekijken. Nog een heel fijne vakantie. Groetjes ook van BEAU