Dwars door Nederland met de Marcàlô

Jaja, onze papa heeft een boot gekocht. Een zeilboot. Voor de kenners een Dufour 36. 11 meter lang, bijna 4 meter breed, met een mast van 16 meter hoog (niet onbelangrijk voor de bruggen die we onder zouden moeten). Geen klein bootje dus. Met drie kajuiten, waar je met 5-6 personen op kunt slapen, een gezellige zithoek, toilet, douche, kaarten- en navigatietafel en een tent om over de kuip buiten te zetten zodat je toch buiten maar droog kunt zitten als het regent. Een beetje een caravan op het water dus.

Hij werd Marcàlô gedoopt, naar analogie met de Graçalo en de Figaro, de boten van de broers van mijn vader. Drie zusterscheepjes  dus in de familie De Cock.

Het schip lag bij aankoop op de Loosdrechtse Plassen in de buurt van Hilversum en moest nog naar Zeeland gevaren worden, Wemeldinge welbepaald, wat de thuishaven zal worden van de Marcàlô, ietsje dichter bij huis. Er zijn twee routes om dat traject af te leggen: langs de zee en door Nederland. Langs de zee is nogal onvoorspelbaar met de wind die mee moet zitten en ook best lang om zo’n 9 uur op zee te zeilen met een schip dat je nog niet goed kent, dus werd het dwars door Nederland. Op motor tuffen langs de Staande Mastroute: een route die door heel Nederland loopt van het uiterste noorden tot in Zeeland, waarop alle bruggen die je passeert open kunnen, waardoor je er dus ook met een hoge mast langs kan: de Staande Mastroute, voilà.

Onze tocht begon nog een stuk verder, want we moesten eerst nog in Amsterdam geraken, waar we op de route konden aanpikken. Dat eerste stukje begon in Oud-Loosdrecht en slingerde langs kleine kanaaltjes en waterwegen, door schattige sluizen en waar de brugwachters kleine bruggetjes voor ons openden. Bij de eerste sluis waren we al meteen iets minder professioneel. We lagen braaf te wachten tot de sluis open zou gaan, er meerden nog twee boten achter ons aan, praatje slaan, bla bla bla, mooi weer enz. Tot die mensen achter ons vroegen: “Euh, hebben jullie op de rode knop gedrukt?” – “Euh, knop?” Bleek dat dus er ergens achter het staketsel waar we tegen lang een door de zon afgeschenen knop zat, goed weggestopt en vooral niet bereikbaar voor ons, een knop hing waar je op moest duwen om de sluiswachter te waarschuwen dat we erin wilden. Nonkel Dirk moest helemaal af de boot kruipen, op de houten balken naar de knop klimmen en toen hadden we dus op de knop geduwd. Dom.

Het ging goed vooruit, waardoor we een paar uur vroeger dan verwacht in Weesp aankwamen. Een schattig dorpje waar we even wat winkeltjes gingen doen en dan lekker gingen eten. Heerlijk zelfs. Ooit al eens geprobeerd honing bij je meloen met hesp te doen? Doen! Zalig! Lang konden we niet blijven plakken in Weesp, want daarna moesten we nog 2 bruggen hebben die we MOESTEN hebben op bepaalde tijdstippen: een spoorwegbrug, die maar een paar keer per dag opengaat, net op het moment dat er even geen treinen passeren en de brug van de A1. Die gaat één keer open ’s ochtends voor de spits en één keer ’s avonds. Dan wordt de auto’s op de autosnelweg even stopgezet om wat schepen door te laten. Spectaculair en alleen in Nederland. :-)

We voeren door het pittoreske dorpje Muiden, langs een groot fort dat daar ligt, een scheepswrak dat blijkbaar al even in het water lag en mooie beelden oplevert bij voorbijvarende toeristen en dan het Markermeer op, waar hoge golven flink tegen de zijkant van onze boot sloegen. Zo zagen we de zon ondergaan, het werd stevig koud en dan was het langs het IJ Amsterdam binnenvaren. Intussen was het pikdonker en zo voeren we langs allemaal herkenbare plekken: Amsterdam Centraal, het treinstation, het M-Lab, een leuke theaterzaal, het filmmuseum. Dat was heel spectaculair, om alles eens van de waterkant te zien.

Tegen 12 uur langen we klaar op de plek waar het konvooi zou vertrekken om 2u ’s nachts. Je kan immers niet overdag door Amsterdam varen en daar zijn zoveel bruggetjes die open moeten gemaakt worden dat het in konvooi gebeurt, waarbij een brugwachter op zijn bromfiets naar een brug tuft, iedereen doorlaat, brug weer toe en dan naar de volgende enz. We dachten dus: Yes, toch 2 uurtjes gaan slapen, want daarna moeten we nog de hele nacht en een groot stuk van de volgende dag doorvaren. Dachten we. Want om half 2 schrokken we (iedereen behalve Robin) wakker van geklop op de romp van onze boot. We schoten uit onze bedden en ook Robin werd wakker toen hij in de verte via de marifoon hoorde omroepen: “Niet wachten op dubbel groen. Gewoon doorvaren, want de brug blijft maar een paar minuten open!”. Oké! Die menen het! Het was dan ook weer een spoorwegbrug die we moesten hebben, of het was een dag wachten. Snel dus onze 7 lagen kleding aanschieten en naar boven het dek op. Het was al rood-groen licht (wat wil zeggen: klaarmaken, de brug gaat zo open) en hoppa: groen! Snel erdoor en dan voer het konvooi Amsterdam door. Langs de grachten, niet meteen in het centrum, maar toch. Best indrukwekkend.

Tegen 5 uur zijn Robin en ik toch maar ons bed ingekropen, want echt boeiend is de zoveelste brug nu ook weer niet en het was toch niet nodig om met 4 wakker te blijven. Een paar uurtjes later waren we alweer op en toch wat in zombiemodus kwamen we tegen 15u ’s middags in Gouda aan. Bij het aanmeren vergaten we even dat we een mast hadden. We hadden de perfecte aanmeerplek gevonden: ja, er is elektriciteit, ja, vlakbij de douches, ja, in de goede richting om morgen te vertrekken… We hadden alleen niet naar boven gekeken, dus ineens regende het blaadjes en takken en werd een halve boom gemolesteerd door onze mast. Oeps. Toch maar even wat naar achter gaan liggen. En het leverde toch een halfuurtje kuiswerk op…

Gouda was een erg leuk stadje: leuke winkeltjes, lekkere crèmerieën een supergezellig restaurantje ìn de bibliotheek. Daar bleven we rustig wat kuieren en overnachtten we om de volgende dag door te varen naar Willemstad. Het zonnetje kwam erdoor, dus het eerste wat we probeerden was de hangmat op het voordek installeren. Tegen de mast, tegen de voorstag en hupsakee: Robin en ik, met onze boeken in de hangmat. Na 40 minuten veranderde onze koers jammer genoeg, een bocht verder, en waaide de wind weer net iets de koud in onze gezichten om comfortabel te blijven liggen. Toch maar weer achter de buiskap beschutting gaan zoeken.

Vanaf daar werd het wel veel van hetzelfde. De waterwegen werden breder en breder, af en toe kwam je door een stuk industrie, langs autostrades, moest je weer wat spoorwegbruggen onder, waarbij je timing toch belangrijk was, of je moest twee uur liggen wachten op de volgende opening (zo noemen ze dat daar hè: ‘Kunnen we een opening krijgen?’ hoor je voortdurend op de marifoon). Enfin, die staande mastroute, waar zo over wordt geroepen, is toch wel een beetje saai bij momenten. Bovendien was het op het water barkoud. Brr, uren stilzitten in een ijzig koude wind, dat is toch niet het meest ontspannende wat een mens kan hebben.

Willemstad was wel weer een heel leuk haventje, waar de schapen langs de kant stonden te grazen en waar we alweer op restaurant gingen.

En de volgende dag ging het nog langs de laatste sluizen, en eindelijk onder een iets warmer zonnetje, naar Wemeldinge, waar we dan tegen de late namiddag de Marcàlô in haar thuishaven konden aanmeren.

Advertentie

3 reacties Voeg uw reactie toe

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.